JeugdLeendert Kievit werd geboren op 17 augustus 1918 te Benschop als zoon van de onder ons ook bekende ds. Izaäk Kievit (1887-1954) en Johanna Klootwijk. Hij groeide voornamelijk op in een Baarnse pastorie, bezocht er het lyceum en ging in 1937 theologie studeren aan de Utrechtse Universiteit. In 1940-1941 was hij daar preses van de Gereformeerde Theologen Studenten Vereniging “Voetius”.
Al jong bleek hij een hoog intellectueel niveau te hebben, met een helder inzicht op theologisch en op wijsgerig gebied. Zijn interesse ging echter niet zozeer uit naar verdere wetenschappelijke studie, maar naar het predikantschap in de gemeente.
SchoonrewoerdVoordat voor de studenten de loyaliteitsverklaring jegens de Duitse bezetter aan de orde kwam, was Kievit afgestudeerd. Kandidaat tot de heilige dienst werd hij in 1942. Op 5 augustus van dat jaar trad hij te Zeist in het huwelijk met Adriana Gerritje van Ginkel (1916-1993). Ruim een week later, op 16 augustus, midden in de oorlogsjaren dus, werd hij voorganger in het rechtzinnige Schoonrewoerd bij Vianen, na daar door zijn vader bevestigd te zijn met de tekst “Predik het Woord” (2 Tim. 4:2), terwijl hij zelf intrede deed met de woorden van Psalm 51:17: “Heere, open mijn lippen, zo zal mijn mond Uw lof verkondigen.” Hoewel hij zich er thuis voelde, vertrok hij drie jaar later naar het Veluwse Putten, een soortgelijke maar veel grotere gemeente. Afscheid nam hij met dezelfde Psalm als waarmee hij begonnen was: “Doe wel bij Sion naar Uw welbehagen; bouw de muren van Jeruzalem op” (vers 20).
PuttenIn Putten werd hij opnieuw bevestigd door zijn vader, op 26 augustus 1945, en wel met Openbaring 1:16a: “En Hij had de zeven sterren in Zijn rechterhand.” Daar zou de “jonge” ds. Kievit in een bijzondere tijd prediker en pastor zijn. Als 27-jarige kreeg hij te maken met de ingrijpende plaatselijke gevolgen van de Tweede Wereldoorlog. In oktober 1944 was namelijk als represaille voor een aanslag in de omgeving van Putten een groot aantal mannen uit dit dorp naar Duitsland weggevoerd. Velen van hen zouden niet levend terugkeren. Een zware last lag toen op de predikanten om vanaf de kansel en tijdens huisbezoeken de gemeenteleden te troosten en te helpen het leed te verwerken. Niet voor niets werd als tekst voor de intrede gekozen: “Om alle treurigen te troosten”(Jesaja 61:2). Vooral het brengen van overlijdensberichten aan de familieleden was bijna bovenmenselijk zwaar. Het zette een stempel op Kievits prediking en pastoraat in deze gemeente. De vragen rond Gods soevereiniteit en voorzienigheid kregen in die situatie grote nadruk. Daar leggen de preken over Job, die ook op de site te vinden zijn, getuigenis van af, met name die bij de eerste herdenking van de razzia in oktober 1945. Kievit begeleidde ook gemeenteleden bij hun bezoeken in het Duitse Ladelund aan de graven van de omgekomenen en legde blijvende contacten met de plaatselijke voorganger. Van dergelijke ontmoetingen boven politieke tegenstellingen uit was al sprake in zijn eerste gemeente.
WoerdenIn 1952 aanvaardde Kievit het beroep naar het confessionele Woerden, waar hij de eerste Gereformeerde-Bondspredikant werd. Afscheid nam hij van Putten op 24 augustus van dat jaar met de woorden van 2 Thessalonicenzen 2:16-17: “En onze Heere Jezus Christus Zelf, en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft een eeuwige vertroosting en goede hoop in genade, vertrooste uw harten, en versterke u in alle goed woord en werk.” Een week later werd hij bevestigd, door zijn vader, dus voor de derde keer; terwijl zijn ambtsbroeder destijds uit Putten, ds. G. Boer, het overige van de dienst leidde. Hij preekte over 1 Corinthe 3:10-11: "Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fundament gelegd; en een ander bouwt daarop. Maar een ieder zie toe, hoe hij daarop bouwe. Want niemand kan een ander fundament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus." Als tekst voor de intrededienst was gekozen Galaten 1:10-12: “Want predik ik nu de mensen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Want indien ik nog mensen behaagde, zo ware ik geen dienstknecht van Christus. Maar ik maak u bekend, broeders, dat het Evangelie, hetwelk van mij verkondigd is, niet is naar de mens. Want ik heb ook hetzelve niet van een mens ontvangen, noch geleerd, maar door de openbaring van Jezus Christus.” Vijf jaar later, op 1 september 1957, nam hij afscheid van Woerden, bij welke gelegenheid hij preekte over 2 Corinthe 5:11: “Wij dan, wetende de schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof, en zijn Gode openbaar geworden; doch ik hoop ook in uw gewetens geopenbaard te zijn.”
Opnieuw PuttenDaarna trok hij opnieuw naar Putten. Toen hij er intrede deed, op 8 september 1957, zei hij: “Vreemd is het niet, gemeente, wanneer ik vanmiddag op deze preekstoel tegenover u sta; het beeld is mij van vroeger nog vertrouwd en de meesten uwer zijn niet eens van plaats veranderd. Zo zal het u ook wel vergaan, wanneer gij naar mij opkijkt; het is immers de tweede maal, dat ik in uw midden intrede doe.” Dat gebeurde aan de hand van de woorden uit 2 Corinthe 6:2: “Want Hij zegt: In de aangename tijd heb Ik u verhoord, en in de dag der zaligheid heb Ik u geholpen. Ziet, nu is het de welaangename tijd, ziet, nu is het de dag der zaligheid!” Opnieuw stond hij er zeven jaar. Afscheid preekte hij op 25 oktober 1964. En weer kwam de tekst uit de Tweede Corinthebrief (1:20): “Want zovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja, en zijn in Hem amen, Gode tot heerlijkheid door ons.”
LeidenVervolgens diende ds. Kievit de gemeente Leiden. Hij trof er een stadsgemeente met een gevarieerd geestelijk patroon aan. Bevestigd werd hij er op de 1ste november door zijn vriend en collega ds. J.J. van der Krift uit Ermelo. Tekst bij die gelegenheid was Hebreeën 12:25: “Ziet toe, dat gij Hem Die spreekt, niet verwerpt; want indien dezen niet zijn ontvloden die degene verwierpen welke op aarde Goddelijke antwoorden gaf, veelmeer zullen wij niet, zo wij ons van Hem afkeren Die van de hemelen is.” Kievit verbond zich aan Leiden met de woorden van Johannes 10:14: “Ik ben de goede Herder; en Ik ken de Mijnen en word van de Mijnen gekend.” Hij vertrok uit deze Zuid-Hollandse gemeente na afscheid te hebben genomen op 22 juni 1969. Gepreekt werd toen over 1 Corinthe 1:25: “Want het dwaze Gods is wijzer dan de mensen; en het zwakke Gods is sterker dan de mensen” (gepubliceerd in
De Waarheidsvriend 1969, blz. 209, 217).
GoudaZijn laatste standplaats was Gouda. Zondag 6 juli 1969 werd hij aan deze gemeente verbonden. Ds. J.J. van der Krift was net als in Leiden de bevestiger. De intree werd gehouden over Romeinen 1:11-12: “Want ik verlang om u te zien, opdat ik u enige geestelijke gave mocht mededelen, ten einde gij versterkt zoudt worden; dat is, om mede vertroost te worden onder u, door het onderlinge geloof, zo het uwe als het mijne.” Hij voelde zich thuis in de monumentale St. Janskerk en werkte er tot aan zijn emeritaat, dat hem per 1 mei 1984 verleend. Van de Goudse gemeente nam hij afscheid de zondag daarvoor, op 29 april, met als tekst 1 Thessalonicenzen 2:13: “Daarom danken wij ook God zonder ophouden, dat, als gij het Woord der prediking van God van ons ontvangen hebt, gij dat aangenomen hebt, niet als der mensen woord, maar (gelijk het waarlijk is) als Gods Woord, dat ook werkt in u, die gelooft.”
BegrafenisVervolgens vestigde hij zich weer in zijn geliefde Putten. Daar overleed hij in de leeftijd van 71 jaar op 20 april 1990 en daar werd hij ook begraven. In de rouwdienst vier dagen later ging voor zijn vroegere vicaris ds. M. Verduin, die sprak over dezelfde tekst als waarmee vader Kievit destijds in 1945 zijn zoon bevestigde: “En Hij had de zeven sterren in Zijn rechterhand” (Openb. 1:16a). Op het kerkhof aangekomen, zongen degenen die achter de baar aanliepen Psalm 116, de lievelingspsalm van ds. Kievit, helemaal, van vers 1 tot en met vers 11, zoals ook gebeurde toen zijn vader begraven werd. In de vroeg-christelijke kerk deed men dat ook. Bovenaan de steen op het graf lezen we: “Zie het Lam Gods”(Joh. 1:36b).
Andere activiteitenDs. Kievit wist zich ook betrokken bij het kerkenwerk buiten de plaatselijke gemeente. Zo was hij lid van de Generale Synode van 1948-1957. Hij had zich wel met een bewogen stemverklaring uitgesproken tegen aanvaarding van de kerkorde, die in 1951 van kracht werd, maar in het kader van de ‘nieuwe kerkorde’ bekleedde hij evenwel in 1953 de functie van assessor tertius en was hij van 1954-1956 assessor primus.
De Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk (GB) telde hem vanaf 1962 onder zijn hoofdbestuursleden. In 1969 trok Kievit zich echter terug wegens verschil van inzicht omtrent het door het hoofdbestuur van de GB ingenomen kerkelijke standpunt. Kievit wilde een opener houding jegens het geheel van de Hervormde Kerk en een minder massieve opstelling dan sommigen uit het hoofdbestuur voorstonden. Na het overlijden van de voorzitter, ds. G. Boer, die zijn collega in Putten was geweest, kwam Kievit opnieuw in het hoofdbestuur van 1974-1986.
Namens de GB was hij van 1963-1968 bestuurslid en vanaf 1965 voorzitter van het Contact Orgaan Gereformeerde Gezindte (COGG). De andere bestuursleden werden met name door zijn inspirerende meditaties aangesproken.
Om zijn verdiensten werd Kievit benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
Theologische betekenisIn theologisch opzicht volgde ds. Kievit eerst de voetsporen van zijn vader. Deze was niet alleen leerling van Calvijn en van de Nadere Reformatie, maar tevens verwant aan de scholastische lijn van eigentijdse theologen als dr. Hugo Visscher en niet gesteld op de verbondsvisie van dr. J.G. Woelderink, omdat hij een oppervlakkigheid vreesde waarbij de spanning tussen verbond en verkiezing niet zuiver werd gehouden; hoewel hij volledig toestemde dat het gaat om het zich toevertrouwen aan Gods beloften.
De zoon wil deze tegenstelling in zekere zin achter zich laten. Hij poneert nergens een breuk in zijn verhouding tot ds. I. Kievit, maar erkent wel het verschil met hem: “De jonge is de oude niet.” Ook zijn eigen ontwikkeling ontkent Kievit niet: “De oude is de jonge niet.” We zouden ook kunnen zeggen: waar de “oude” meer de heilsordelijke lijn volgde, zat de “jonge” meer op de heilshistorische. Wie deze nuances uitvergroot, zou van Kievit te horen krijgen: “Ze hebben mijn vader niet begrépen!” Vader en zoon waren eensgeestes.
Het theologisch “knappe” van de jonge Kievit is dat hij, zonder Woelderinks verbondsopvatting in alles na te volgen, het schema voorwerpelijk-onderwerpelijk doorbreekt. In zijn prediking ligt de nadruk op het evangelie van Gods liefde, die met name tot uiting komt in het lijden en sterven van Christus. Vooral het leven van de gelovige in de steeds terugkerende worsteling van het geloof, om te komen tot Christus en te blíjven bij Christus, krijgt bij hem de nadruk, meer dan de praktische invulling van het dagelijks leven.
Kievit publiceerde geen geschriften van wetenschappelijke aard, maar hij gaf blijk van zijn – met name kerkelijke – opvattingen in een aantal
Reflexen in het blad
Theologia Reformata. Zijn theologisch standpunt komt naar voren in twee korte en puntige bijdragen aan de bundel
Op het scherp van de snede. Postuum gesprek met prof. dr. A.A. van Ruler. In het ene artikel ‘
De Christusprediking’ bepleit Kievit een ‘ruime’ en onvoorwaardelijke aanbieding van Christus in de verkondiging. In het andere ‘
De verkiezing Gods’ maakt hij bezwaar tegen een verkiezingsidee waarbij de lijdelijkheid de toon aangeeft en waardoor de prediking van de beloften van de verkiezende God tekort komt. Deze essays trokken brede aandacht in de theologische wereld, o.a. van G.C. Berkouwer.
Kenmerkend voor Kievit is ook dat hij de drie elementen ‘ellende, verlossing en dankbaarheid’ in de Heidelbergse Catechismus niet los van elkaar ziet. Hij is wel tegen verabsolutering van de volgorde. Er is volgens hem geen sprake van een ‘schema’ maar van een ‘thema’.
Het gebruikelijke pastoraat in de breedte van de gemeente werd door ds. Kievit niet zozeer beoefend, al droeg hij wel zorg voor de enkeling met wie hij zich in het geloof verbonden wist. Op de kansel voelde hij zich thuis. Zijn prediking werd gekenmerkt door een zorgvuldige en fijnzinnige exegese, maar tevens door een dichterlijke rijkdom aan woorden en een groot inzicht in de menselijke geest. Hij had het talent zich in te leven in de bevindelijke geloofsbeleving van de ‘vromen’ zowel binnen als buiten de Hervormde Kerk, als ook om hen aan te spreken die bewust in de moderne tijd wilden staan. Hij adviseerde het lezen van ‘oude schrijvers’ en van moderne literatuur. Zo had Kievit betekenis voor de eigen gemeenteleden, maar tevens voor hen die uit afgescheiden kerken overkwamen en voor talrijke jongeren. Te denken valt aan hen die in Gouda middelbaar onderwijs volgden en er op kamers woonden.
Kievits invloed breidde zich ook uit tot theologische studenten en jonge predikanten die zich door hem aangesproken voelden en theologisch en hermeneutisch zijn spoor wilden volgen. Zo was er bij hem, net als bij zijn vader, een ‘kring van leerlingen’ die bij steeds wisselende bezetting jaren stand hield. Veel ‘leervicarissen’ voltooiden bij hem hun opleiding tot predikant.
Van Kievit zijn veel meditaties in de bladen
De Waarheidsvriend en
Theologia Reformata alsmede in boekvorm afgedrukt. Postuum verschenen van hem nog prekenbundels.
Geschriften
- Een goede raad en Een grote troost (2 preken ter gedachtenis aan de wegvoering op 1-10-1944) Putten (1945). (1e preek opnieuw afgedrukt in De Waarheidsvriend 30-9-1999, 614 - 616).
- Tot beter begrip,( n.a.v. zijn rede bij de onthulling van het oorlogsmonument te Putten), in: Gereformeerd Weekblad (Uitg. Bout) 3-12-1949, opnieuw afgedrukt in De Waarheidsvriend 4-10-2001.
- Het eeuwig Evangelie, afscheid te Putten en intrede te Woerden, s.l. (1952).
- Postille 4, 1952/53, Acht schetsen voor de lijdenstijd.
- Reflexen, in: Theologia Reformata, 1958, jg. I, 120, 1961, jg. IV, 194, 1966, jg. IX, 86, 1968, jg. XI, 238, 1975, jg. XVIII, 140.
- Kerk en Woord Gods, in: S.van der Linde e.a. (red.), Roeping en belofte, ons zijn en werken in de Hervormde Kerk, Den Haag 1959, 21-29.
- Postille 18, 1966/67, Vijf schetsen voor de lijdenstijd.
- Die geleden heeft (meditaties over het lijden van Christus), Kampen 1969.
- De Christusprediking, in: Op het scherp van de snede, Postuum gesprek met prof. dr. A.A. van Ruler, Amsterdam 1972, 129-134.
- De verkiezing Gods, in: idem, 135-140.
- Postille 24, 1972/73, Vier schetsen voor de lijdenstijd.
- Uw werk ... ons werk, in: J.v.d. Graaf (red.) 75 jaar gereformeerde bond in de Nederlandse Hervormde Kerk, gezegd en geschreven, Maassluis/Huizen 1981, 21-26.
- Om de eer van Zijn Naam, meditaties, Kampen 1983 (eerder verschenen in De Waarheidsvriend).
- Vertrouwen en verwachten, 52 meditaties volgens het kerkelijk jaar, Kampen 1979, eerder verschenen in De Waarheidsvriend.
- Postuum verschenen:
- De man uit Ur, meditatieve gedachten over het leven van Abraham, Utrecht 1990
- Elia, mijn God is de Heere, Leiden 1991.
- Simson, Leven verscheurd tussen hartstocht en godsvrucht, Heerenveen 1997.
Literatuur over ds. L. Kievit
- G.C.Berkouwer, Een halve eeuw theologie, motieven en stromingen van 1920 tot heden, Kampen 1974, 110.
- S.T.van Malkenhorst-Visser en Rik Valkenburg: Zelfs bij het naderen van de dood, én daarna..., Zwolle z.j. (1974?).
- J.van Oort e.a. (red.) Verbi Divini Minister, Een bundel opstellen over de dienaar en de bediening van het goddelijke Woord aangeboden aan L. KIEVIT V.D.M. ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag. Amsterdam 1983.
- C.Graafland, Van Calvijn tot Barth, oorsprong en ontwikkeling van de leer der verkiezing in het Gereformeerd Protestantisme, ’s-Gravenhage 1987, 392, 575.
- J. van der Graaf e.a. (red.) In het midden van de zeven kandelaren. Ter nagedachtenis aan ds. L. Kievit, Hellevoetsluis 1990.
- W.Balke, De beide predikanten Kievit: Een persoonlijke herinnering, in: Heel het Woord en heel de Kerk, schetsen uit de geschiedenis van de vaderlandse kerk, Goudriaan-Kampen 1992, 194-203.
- Madelon de Keizer, Putten, De razzia en de herinnering, Amsterdam 1998.
- H.J.Lam, De vaders en de broers van Putten, 8 artt. in: De Waarheidsvriend, 30 sept. - 25 nov. 1999.
[Dit artikel gaat grotendeels terug op de bijdrage die dr. B.J. Wiegeraad schreef voor het
Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme, deel 6, blz. 134v., Kampen 2006. We zeggen hem hartelijk dank voor het beschikbaarstellen ervan!]